Beurzen
Opdrachtgevers letten op de kleintjes, maar blijven tuk op goeie ideeën. Dus gunnen ze standbouwprojecten aan de goedkoopste aanbieder en ”dwingen” hem vaak om de goeie ideeën van zijn concurrenten te pikken. In de huidige marktsituatie heeft iedereen honger, dus wordt er gestolen dat het een aard heeft. Helaas kun je er moeilijk iets tegen beginnen, omdat kosten en energie die je in een rechtszaak zou stoppen, niet opwegen tegen de claim die je zou kunnen maken. Dat is in 82 woorden het probleem waar de standontwerp- en standbouwbranche geregeld tegenaan loopt.
Is het een nieuw fenomeen? Nee. Diefstal van ontwerpen is van alle tijden. Alleen: in een markt die op volle toeren draait doet zo’n diefstal minder pijn dan in een krimpende markt. In de huidige tijd worden ethische principes, normen en waarden blijkbaar sneller opzij geschoven. Vakorganisaties proberen al langer om wat orde in deze zaken te scheppen, maar het is een langzaam proces. Want zelfs met een strakke code heb je nog cowboys die de regels aan hun laars lappen. En die cowboys kunnen zowel standbouwers als opdrachtgevers zijn. Trouwens, wie wil nou opdrachtgevers de les gaan voorschrijven?
De Covelt Dixap / Wit Design-case
”Niet netjes is geen juridisch begrip”
"Laat de vakorganisatie beginnen met de puntjes op de i te zetten qua procedures en spelregels en daar dan over communiceren met het Nederlandse bedrijfsleven. Ik heb tien jaar gelobbyd binnen de toenmalige Esah, maar er gebeurde helemaal niks. En dat is nog steeds zo."
Schooneman herinnert zich een incident van twintig jaar geleden. Een ontwerp van Yes Expo-Styling werd in de context van een competitie afgewezen, maar toen hij enkele weken later over de betreffende beurs wandelde, stond hij oog in oog met zijn eigen ontwerp.
"Wanneer dat voor het eerst gebeurt, weet je niet hoe je dat moet aanpakken. Dus ga je met de opdrachtgever praten, in de hoop dat je tot een aanvaardbare oplossing komt. Gebeurt dat niet, dan grijp je naar juridische middelen. Dan weet je dat je die klant voorgoed kwijt bent en dat je veel tijd en geld zal moeten stoppen in een geding waarvan de uitkomst onzeker is en niet in verhouding staat tot de gederfde inkomsten. Daarom laat ik tegenwoordig ontwerpen voor nieuwe klanten registreren bij de notaris. Strikt juridisch is het misschien dubbelop, maar het heeft een ontradend effect; een notariszegel wegknippen uit een ontwerptekening doe je waarschijnlijk minder snel dan het logo van de ontwerpstudio en de naam van de designer."
Binnen de schoot van het toenmalige Esah ijverde Schooneman jarenlang voor een soort meldingsplicht, naar Duits model. Op die manier zou een regulerende rol voor de brancheorganisatie zijn weggelegd.
"In Duitsland registreert Famab alle competities die door de aangesloten leden gemeld worden. Maakt een opdrachtgever het te bont, dan komt de vakorganisatie in actie om de opdrachtgever tot wat redelijkheid aan te zetten. Ik dacht dat een dergelijk systeem ook voor de Nederlandse markt heilzaam zou zijn, maar ik heb mijn tanden stukgebeten op de broodnijd van de ”timmerfabriekjes”: standbouwbedrijven met een groot eigen productieapparaat. Die willen koste wat het kost aan het timmeren blijven en dus willen ze van alles, maar niet de klant wijzen op de waarde van het ontwerp of de rechten van de ontwerper."
Schooneman trok enigszins teleurgesteld de Esah-deur achter zich dicht en sloot zich aan bij de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers, die wel een duidelijke politiek heeft inzake pitches, ontwerpvergoedingen en gebruiksrechten.
"De BNO gaat natuurlijk een stuk breder… Neem de reclamesector, die is een stuk verder dan de live communicatiebranche. Daar vinden opdrachtgevers het heel gewoon dat aan goeie ideeën een prijskaartje hangt en men haalt het niet in zijn hoofd om te jatten. Het zou mooi zijn als de live communicatiebranche ook eens op één lijn komt en er bij het bedrijfsleven op blijft hameren wat de wederzijdse rechten en plichten zijn."
"Auteursrecht is een erg moeilijk onderwerp voor het vakgebied standbouw. Zeker is dat, hoe zal ik het zeggen, er veel ideeën “geleend” worden. Ter verzachting moet ik zeggen dat er de laatste tijd een ontwerpstijl ontwikkeld is waardoor uitkomsten dicht bij elkaar kunnen liggen. Wij bij Hypsos zullen geen stand bouwen waarbij het idee wordt aangeleverd zonder bevestiging van de opdrachtgever dat het ontwerp volwaardig is betaald. Ik weet zeker dat al mijn collega’s hetzelfde roepen. Maar daar zit het probleem… roepen is makkelijk, maar de consequenties nemen is iets anders. Zeker in deze tijd! Toch zal Hypsos met betrekking tot ”geleende” ontwerpen niet snel ergens een zaak van maken, gezien de ergernis, de kosten afgezet tegen het te claimen bedrag en de geringe kans op succes."
"Andere zaken die regelmatig mijn ergernis opwekken zijn:
1. Dat er veel onbetaalde competities zijn. Voor een opdracht van € 15.000 worden rustig zes standbouwers uitgenodigd. De opdrachtgever kiest de goedkoopste; maar zal natuurlijk de goede ideeën van de afvallers in dit ontwerp laten verwerken.
2. Dat er collega’s zijn die op beurzen foto’s van stands maken. Thuis trekken ze de foto over en sturen de tekening met een interessante prijsaanbieding naar de exposant.
3. Dat er collega’s zijn die op beurzen een foto’s van een stand maken en aan de hand daarvan de betreffende exposant een nieuwe aanbieding doen.
4. Dat er collega’s zijn die de eerste stand gratis aanbieden. Waardoor de marktprijzen verpest worden en waardoor bijna alles lijkt toegestaan.
5. Dat steeds meer opdrachtgevers ons vakgebied op creativiteit en kwaliteit uitkleden en enkel voor nog goedkoper gaan.
Als ik een beurs bezoek, krijg ik regelmatig het gevoel ons eigen ontwerp te zien staan, terwijl we de competitie op centen hadden verloren. Twee voorbeelden:
A. een bedrijf belt de uitslag van de competitie door met goed en slecht nieuws. Ze waren erg enthousiast over het ontwerp, maar hebben besloten het intern te laten bouwen. Via een advocaat hebben we uiteindelijk voor het ontwerp betaald gekregen.
B. een sleutelbedrijf uit het midden van het land belt de competitie-uitslag door: ”Nee, de stand is te duur”. Maar de pay-off die Hypsos had bedacht, gingen ze wel gebruiken. Toen ze hiervoor een rekening kregen, ”vielen ze van hun stoel”. Over betalen was niet te praten en gezien de hoogte van het bedrag hebben we het laten lopen."
"In de geschiedenis van Unicum is – naar mijn weten – nooit een standconcept gestolen. Gelukkig. Naïef misschien wel. Het probleem is natuurlijk dat we ”afgekeurde” standvoorstellen onmogelijk kunnen nalopen/checken op (internationale) beurzen."
"Wat betreft de bescherming van creatief intellectueel eigendom… bij ons staat in elke begroting dat een klant pas eigenaar is van een ontwerp na schriftelijke overdracht van de rechten en na betaling van de bijbehorende kosten. Wie dat sluitend vindt, mag het zeggen. Genoeg advocaten die zich daarmee bezig kunnen houden. Maar in de praktijk snijdt het geen hout."
"Een idee vastleggen (bij de notaris of waar dan ook) zou kunnen. Er zullen er weinig zijn die zich de tijd gunnen om zich op die manier richting potentiële opdrachtgevers in te dekken. En die achteraf ontwerppolitie(willen en kunnen) spelen. Een nuancewijziging in het basisontwerp kan al afdoende zijn om het een nieuw concept te noemen. Zo hebben wij een succesvolle stand mogen maken (tijd betaald/rechtenafkoop niet), waarbij de opdrachtgever het basisidee ook ging toepassen in displays."
"Tja… Ook hebben we huisstijlen ontworpen (tijd betaald/rechtenafkoop niet), die de opdrachtgever ook toepast in advertenties door derden gemaakt. Tja… Of templates voor websites (tijd betaald/rechtenafkoop niet), die de opdrachtgever door derden laat aanpassen en invullen. Tja… er zijn genoeg grijze gebieden die een conflict/rechtszaak met als gevolg een klantbreuk niet waard zijn."
De Covelt Dixap / Wit Design-case
Wit Design kreeg in 2009 de vraag van Covelt Dixap, een onderdeel van Ariza bv, om een standconcept te maken voor de Jonge Gezinnen Beurs. Het was een kleine pitch tussen de eigen standbouwer en Wit Design.
"Aan de hand van de briefing ontwierpen we voor Covelt Dixap geheel volgens plan een standconcept met verschillende originele onderdelen. De presentatie van het concept werd zeer enthousiast ontvangen en wij kregen het positieve nieuws dat ons concept als beste uit de bus was gekomen. Daarna volgde een periode van samenwerking waarin Covelt vroeg om hier en daar nog wat in het standconcept aan te passen. We waren dan ook zeer verbaasd toen we op een gegeven moment te horen kregen dat Covelt toch voor een andere standbouwer had gekozen. Tja, dat soort dingen gebeuren. We hebben niets voor het ontwerp in rekening gebracht, omdat we dachten dat ze toch voor het andere ontwerp hadden gekozen."
"Tijdens de Jonge Gezinnen Beurs was ik toevallig in de buurt en besloot ik een kijkje te nemen. Dat doe ik wel vaker. Uiteraard ook omdat ik benieuwd was naar de uiteindelijke stand van Covelt Dixap. En daar zag ik dat ons ontwerp bijna tot in de puntjes was overgenomen. Ik ben meteen de stand opgelopen om verhaal te halen en mij werd verzekerd dat het allemaal een misverstand was geweest en dat we tot overeenstemming zouden komen. Ik zou dezelfde dag gemaild en gebeld worden, maar dat gebeurde niet."
"Om een lang verhaal kort te maken: na een lange periode van onderhandeling met eerst de marketing-sales manager en vervolgens de directeur van Ariza, Ronald van Marlen, heb ik tot mijn ontevredenheid genoegen moeten nemen met een “onkostenvergoeding” van 1.000 euro. De werkelijke onkosten en de kosten voor het ontwerp waren uiteraard vele malen hoger, zo rond de 8.000 euro. Ik heb hier een flinke kater aan overgehouden en vraag me af en toe nog steeds af of we misschien toch juridische stappen hadden moeten ondernemen."
"Het feit dat Covelt Dixap na onderhandelingen alsnog ingestemd heeft met de betaling van een vergoeding bewijst mijn inziens dat men inziet niet correct gehandeld te hebben. Overigens mag de rol van de betrokken standbouwer niet buiten beschouwing gelaten worden, deze is ook niet correct te werk gegaan."
"Er is met de heer de Wit uitgebreid gesproken en er is in alle redelijkheid uit coulance een nette oplossing gekozen. Wat de heer de Wit vooral vergeet te vermelden is dat hij op de Jonge Gezinnen Beurs onze medewerkers de stuipen op het lijf heeft gejaagd met intimiderend gedrag, zodat wij hem hebben moeten vragen onze mensen ongemoeid te laten. Onze dames waren in tranen en totaal van de kaart. Vervolgens is hij wederom met een zwaar intimiderend dossier op ons afgekomen."
"Wij hebben hem gemeld dat wij geen inbreuk hadden gedaan op ontwerpen en wij adviseerden hem er een juridische zaak van te maken en dat we de uitkomst daarvan altijd zouden respecteren. Vervolgens is hij gaan onderhandelen over een oplossing. Wij zijn daar op ingegaan met de nadrukkelijke vermelding dat het geen schuldbekentenis was, maar een signaal van coulance omdat wij een net bedrijf zijn. Hij heeft vervolgens een veel te hoog bedrag genoemd en wij hebben daar weer een tegenbod op geboden. Vervolgens begon het gedreig wederom en hebben we hem verteld er dan alsnog een zaak van te maken."
"Als hij in de overtuiging was een sterke zaak te hebben, waren wij absoluut bereid geweest alle kosten te vergoeden als we fout bleken te zitten, maar we zijn en waren ervan overtuigd dat we niet in overtreding waren. De agressie en vervelende combinatie van onsportief gedrag maakte voor ons de sessie met de heer de Wit uiterst onaangenaam."
"De heer Van Marlen heeft alleen gelijk voor het allereerste stuk. Ik was kwaad en heb op de beurs aangegeven dat ik juridische stappen zou ondernemen of de stand zou laten sluiten als er geen goede regeling kwam. Er was inderdaad een dame die in tranen uitbarstte. Zij zei: ”Men heeft mij gezegd dat het goed geregeld was.” Ik heb ook wat foto’s op de stand genomen. En er even in gestaan om op antwoord te wachten. Toen men mij gevraagd heeft de stand uit te gaan, heb ik dat gedaan."
"Men blaast dat gedrag wat op, natuurlijk was het vervelend, ik was kwaad, maar niet intimiderend. Van intimiderend gedrag daarna is absoluut geen sprake. Dat zijn gewoon zakelijke telefoongesprekken en een bezoek in Helmond geweest. Dat bezoek is in een goede, zakelijke, nette sfeer verlopen. De heer Van Marlen begreep mij wel. Hij heeft weer sterk onderhandeld om zijn kosten naar beneden te krijgen."
"We hebben er inderdaad over gesproken om er een juridische kwestie van te maken. Beiden zouden we dat zeer interessant vinden. Maar ja, negatieve energie, tijd en kosten. Om die reden heb ik ervan af gezien er een zaak van te maken.
Met steun van de CLC en mogelijk andere partijen is het alsnog te overwegen. Maar bij voorkeur in een breder kader. Wat mij betreft focust de heer Van Marlen in zijn antwoord op mijn gedrag omdat hij geen antwoord heeft op de werkelijke kern van de zaak."
Het auteursrecht beschermt de creatieve prestaties van makers tegen plagiaat en ander misbruik. Als grondslag van dit recht geldt dat makers aanspraak moeten kunnen maken op de opbrengsten van die prestaties. Een maker is de schilder van een schilderij, de schrijver van een boek en ook de ontwerper van een ruimtelijk ontwerp. Creatieve prestaties worden niet alleen door het auteursrecht beschermd.
Dit alles bij elkaar wordt het intellectueel eigendomsrecht genoemd, bedoeld om geestelijke prestaties te beschermen. Voor de bescherming van ontwerpen is in de eerste plaats het auteursrecht van belang.
Een werk moet zintuiglijk waarneembaar zijn. Een idee of stijl wordt dus niet door het auteursrecht beschermd, maar wel de concrete uitwerking van zo’n idee of stijl. En dat geldt in alle fases van het maakproces. Een concept kan onder het auteursrecht beschermd zijn als het bestaat uit een aantal elementen die in hun combinatie uniek en oorspronkelijk zijn. Een werk moet een zekere mate van originaliteit hebben, een eigen, oorspronkelijk karakter om bescherming te genieten. Uitgaande van bovenstaande criteria zullen de meeste ontwerpen onder de bescherming van de Auteurswet vallen, van schetsontwerp tot definitief ontwerp.
Ja. Voorbeeld: de koper van een schilderij mag het ophangen waar hij wil,maar hij mag er geen kopieën van maken of de afbeelding gebruiken voor prints op T-shirts. Vertaald naar de standbouwwereld betekent dit in feite dat een opdrachtgever de stand mag plaatsen waar hij wil, maar dat hij (de onderdelen uit ) het standconcept niet mag gebruiken voor een (nieuwe) huisstijl, op de website, in brochures etc.
Het is belangrijk om te weten dat het auteursrecht automatisch ontstaat door het maken van het ontwerp. Er hoeft niet eerst aan formele eisen te worden voldaan. Het auteursrecht is van kracht tot zeventig jaar na de dood van de maker. Als niet een persoon maar bijvoorbeeld een ontwerpbureau de rechtshebbende is, dan geldt de auteursrechtelijke bescherming zeventig jaar vanaf de eerste publicatie van het werk.
Het auteursrecht geeft de maker het exclusieve recht te bepalen hoe zijn werk wordt gebruikt. Zonder zijn toestemming mag het werk niet worden verveelvoudigd of openbaar worden gemaakt. De maker kan aan die toestemming voorwaarden verbinden, zoals een vergoeding of iets anders. De exploitatie kan geregeld worden via licenties of door een overdracht van rechten.
Licentie is een ander woord voor gebruiksrecht. Met een licentie geeft de maker toestemming om een ontwerp te gebruiken. Stel dat een opdrachtgever een ontwerp heeft laten maken en het wil gaan gebruiken. Wat kan en moet hij dan afspreken? Over het algemeen heeft de opdrachtgever het recht om het ontwerp dat hij besteld heeft ook te gebruiken. Maar op welke wijze en voor welke toepassingen, daarover kunnen het beste duidelijke afspraken gemaakt worden. Meestal gebeurt dat door middel van licenties.
Ja. Het verschil tussen een licentie en een overdracht van auteursrechten is te vergelijken met (tijdelijke) huur of definitieve koop. Een auteursrechtoverdracht moet volgens de Auteurswet – in tegenstelling tot een licentie – altijd schriftelijk plaatsvinden. Als de auteursrechten aan de opdrachtgever zijn overgedragen, is hij de rechtshebbende op het ontwerp. Vanaf dat moment moet iedereen (ook de ontwerper zelf) voortaan aan de die persoon toestemming vragen om het ontwerp te mogen gebruiken.
Bij ontwerpopdrachten zit de auteursrechtelijke vergoeding voor de verstrekte licentie als het ware in het honorarium verscholen. Bijvoorbeeld: een ontwerper die een stand voor een beursdeelname ontwerpt, ontvangt hiervoor een honorarium. Hierin zit een vergoeding voor het maken van het ontwerp en een vergoeding voor het gebruik van het ontwerp. Je kunt de verhouding zien als 2/3 (of 3/4) deel voor de urenvergoeding en 1/3 (of ¼) voor het gebruik. Als de opdrachtgever de stand volgend jaar weer wil gebruiken, dan zou daarvoor een licentievergoeding van 1/3 (of ¼) van het oorspronkelijke ontwerphonorarium kunnen worden afgesproken.
Bovenstaande tekst komt uit het boekje “Auteursrecht, Praktische tips voor opdrachtgevers van ontwerpers”. Dit boekje staat boordevol handige informatie over dit onderwerp en is geschreven door Anouk Siegelaar, juridisch adviseur van de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO). De publicatie is te verkrijgen via www.bno.nl/bestellen en kost 7 euro (excl. 6% btw, excl. verzendkosten).
Met inbreuken op de auteurswet blijkt het in de wereld van standontwerp en standbouw “mee te vallen”. In die zin dat de gedupeerden de weg naar de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers of de rechtbank(nog) niet weten te vinden.
"Ik ben sinds 1995 als advocaat in intellectueel eigendomsrecht gespecialiseerd, maar ik kan me niet één case herinneren die over standontwerp ging. Althans geen spraakmakende case. Dat zou erop kunnen wijzen dat de meeste incidenten onderling geschikt worden zonder dat er een uitspraak van een rechtbank aan te pas komt.’ In Nederland wordt de jurisprudentie over intellectueel eigendom gebundeld op de site www.boek9.nl. Ook daar zijn weinig sporen te vinden van geschillen die (enkel) over standontwerp gingen. Siegelaar: ‘Geschillen over producten, het gebruik van foto’s, het kopiëren van inhoud… dat zijn zo’n beetje de onderwerpen van dit moment. Door de technologische vooruitgang zijn ook in de ontwerpwereld heel wat zaken een stuk toegankelijker geworden – ook voor niet-professionele partijen. En daar beginnen vaak de discussies."
Volgens de BNO kan klanteneducatie heel wat problemen helpen vermijden. In 2007 organiseerde de vereniging een symposium ”Auteursrecht voor opdrachtgevers”, er kwam een boekje voor opdrachtgevers en de leden van BNO worden gestimuleerd om in hun overeenkomsten met opdrachtgevers telkens te specificeren wie welke rechten heeft. "Opdrachtgevers lijken zich nauwelijks bewust dat auteursrechten door de rechthebbende expliciet moeten worden overgedragen", vertelt Siegelaar. "Betaling aan sich is eigenlijk niet voldoende."
"In de praktijk zie je dat het vaak draait om de vraag ”Waar eindigt een idee en waar begint een gematerialiseerde creatie?” Een idee kun je immers niet beschermen, de gematerialiseerde creatie wel. Juristen zullen argumenten zoeken om de balans in deze dan wel in gene richting te laten doorhellen. Afmetingen, kleurgebruik, materialen… het gaat allemaal mee in de afweging. En daar zou de klager aan het kortste eind kunnen trekken. Zo’n ”flauwe kopie” kun je niet netjes vinden, maar ja… ”niet netjes” is geen juridisch begrip. Maar als niemand ooit probeert om via het gerecht zijn gelijk te krijgen, dan ontstaat er ook geen jurisprudentie en kom je als ontwerpbranche ook niet vooruit."
Meer info is te vinden op www.bno.nl.
Over een onderwerp als auteursrecht voor ontwerpers raak je niet snel uitgepraat. Wilt u iets over dit onderwerp kwijt of heeft u gerichte vragen? Wij komen er graag in een volgende Expovisie op terug. Mail uw vragen / opmerkingen/ suggesties / cases naar expovisie@hetportaal.com.
Er zijn nog geen reacties.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.